De « simples » citoyens qui demandent à la commune d’enlever les obstacles pour pouvoir emprunter des chemins vicinaux ont bien le droit d’agir en justice, comme vient de le confirmer la Cour de cassation.

La com­mune atta­quée [Ville d’Aar­schot] contes­tait l’in­té­rêt per­son­nel de ces citoyens à agir en jus­tice, alors que le Code judi­ciaire exige que le deman­deur en jus­tice ait qua­li­té et inté­rêt (né et actuel) pour que son action soit admise (art. 17–18, C. jud.). Cette thèse avait déjà été reje­tée par les juges d’ap­pel [Civ. Lou­vain, 25/04/2018] et la Cour de cas­sa­tion confirme que les juges d’ap­pel ont léga­le­ment moti­vé leur déci­sion en retenant :

  • [Les deman­deurs (ori­gi­naires)] sou­tiennent qu’ils ont le droit d’u­ti­li­ser les che­mins vici­naux repris dans l’At­las des che­mins vici­naux mais qu’ils ne peuvent pas les uti­li­ser parce que le pas­sage est obs­trué ou ren­du plus dif­fi­cile et que [la ville] n’en­tre­tient pas les routes locales.
  • Un citoyen indi­vi­duel qui demande la sup­pres­sion des obs­tacles agit parce qu’il subit un pré­ju­dice du fait que son droit sub­jec­tif d’u­ti­li­ser les routes locales n’est pas respecté ;
  • Il res­sort des docu­ments pré­sen­tés que les [deman­deurs (ori­gi­naires)] se sont ren­dus sur les dif­fé­rents che­mins vici­naux mais n’ont pas pu les uti­li­ser en rai­son des obs­tacles ou que l’u­ti­li­sa­tion pré­vue a été ren­due plus difficile ;
  • Les [deman­deurs (ori­gi­naires)] qui sou­hai­taient uti­li­ser ces che­mins vici­naux ont un droit sub­jec­tif d’exi­ger qu’ils soient déga­gées afin qu’ils puissent les uti­li­ser sans entrave.

Lire l’ar­rêt :

III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste middel
1. Uit de arti­ke­len 17 en 18 Gerech­te­lijk Wet­boek, zoals van toe­pas­sing voor de inwer­king­tre­ding van de wet van 21 decem­ber 2018, volgt dat een vor­de­ring in rechte niet ont­van­ke­lijk is indien de eiser geen per­soon­lijk en rechts­treeks belang heeft om ze in te stellen.
Ten­zij de wet anders bepaalt, kan een pro­ces­par­tij bij­ge­volg enkel optre­den tot vri­j­wa­ring van een eigen belang.
2. De appel­rech­ter stelt vast en oor­deelt dat :
– de ver­weer­ders aan­voe­ren dat zij het recht heb­ben gebruik te maken van de buurt­we­gen die zijn opge­no­men in de Atlas der Buurt­we­gen maar geen gebruik ervan kun­nen maken omdat de door­gang wordt belem­merd of bemoei­lijkt en de eiseres nalaat de buurt­we­gen te onderhouden ;
– een indi­vi­duele bur­ger die wegrui­ming van de hin­der­nis­sen vor­dert, optreedt omdat hij nadeel onder­vindt door­dat zijn per­soon­lijk recht op gebruik van de buurt­we­gen wordt miskend ;
– uit de over­ge­legde stuk­ken blijkt dat de ver­weer­ders zich naar de ver­schil­lende buurt­we­gen heb­ben bege­ven maar door de hin­der­nis­sen geen gebruik ervan heb­ben kun­nen maken dan wel dat het beoogde gebruik werd bemoeilijkt ;
– de ver­weer­ders die gebruik heb­ben willen maken van deze buurt­we­gen een sub­jec­tief recht heb­ben om de vri­j­ma­king ervan te vor­de­ren, zodat zij onges­toord gebruik ervan kun­nen maken.
3. De appel­rech­ter die zodoende oor­deelt dat de ver­weer­ders een per­soon­lijk en rechts­treeks belang heb­ben bij hun vor­de­ring tot vrij gebruik van de buurt­we­gen en deze vor­de­ring ont­van­ke­lijk verk­laart, verant­woordt zijn bes­lis­sing naar recht.
Het mid­del kan niet wor­den aangenomen.

Cass. (3e ch. nl.), 07/02/2022, C.21.0164.N, Juportal [ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20220207.3N.11]